
Marissa
Terug naar de gesloten afdeling
Updated: Apr 14, 2021
In februari was ik voor het laatst op de gesloten afdeling. Een laatste spelletje Mens-erger-je-niet, nog even wat Oudhollandse liedjes zingen (In Den Haag daar woont een graaf, Hand in hand kameraden, Ik stond laatst voor een poppenkraam) en dat was het dan. Corona kwam en ging niet meer weg.
Vorige week ging ik gemondkapt langs om even hallo te zeggen. Niet dat de bewoners daar iets aan hebben. Ze herkenden me sowieso al niet. Dus ze hadden me ook niet gemist. Het was alsof ik niet was weggeweest.
De verzorgende van dienst vertelde dat een aantal mensen overleden was in de afgelopen periode. Sommigen door Corona. Anderen omdat hun tijd gekomen was.
Die mevrouw die al zo broos was dat je bijna door haar heen kon kijken, maar perse non stop door de gang wilde wandelen.
Mevrouw Paulisse, die haar soep met een vork wilde eten, maar op gezette momenten zo spitsvondig uit de hoek kwam.
Meneer Huizinga, met zijn mooie trillende sopraan, die altijd blij was om te vernemen dat het buiten mooi weer was.
Die vrouw die steeds zo vreselijk boos was op alles en iedereen en dat in onverstaanbare bewoordingen liet blijken.
Het was fijn om te zien dat Annie er nog was, nog net zo vrolijk en vitaal als voorheen. Ze stond in de deuropening van de kamer van Ria te babbelen. Ria zat in haar luie stoel en keek verdwaasd voor zich uit. ‘Ik wou dat ik dood was’, zei ze.

Maar volgens de verzorgende zei ze dat al vanaf de eerste dag dat ze op de gesloten afdeling was aangekomen. Ik probeerde haar op te fleuren en zei: ‘zal ik de volgende keer een moorkopje meenemen voor je?’ Een flauwe glimlach kon er nog net van af.
Smaakt naar meer? Ik bundelde alle verhalen over de gesloten afdeling in deze blog.